Archangelica

archangelica

De grote engelwortel (Angelica archangelica) is een plant uit de schermbloemenfamilie (Umbelliferae of Apiaceae). De plant wordt ook wel aartsengelwortel genoemd. Het is een plant van natte, zeer voedselrijke grond aan waterkanten (onder meer bij het IJsselmeer), rivieroevers en in grienden. De grote engelwortel wordt ook gekweekt in tuinen.

Het is een twee- tot vierjarige soort, die afsterft zodra ze zaad heeft voortgebracht. De wortelstok is fijngeringd en raapvormig, hij is sterk gegroefd en bezet met resten van de wortelbladeren. De wortel is dik, meestal rond de 7 mm dik, en vlezig, uitwendig groen en inwendig wit. De wortel bevat een geel melksap. De met merg gevulde, onderaan zeer dikke stengels hebben een open middenkanaal en worden tot 2,5 m hoog. De stengel is fijn gegroefd, kaal en van boven vertakt.

De grote brede puntige bladeren zijn verdeeld in talrijke kleinere blaadjes met fijngekartelde randen. De onderste grote lichtgroene bladen zijn drievoudig geveerd en hebben een lange, ronde, gootvormig gegroefde en holle steel. De stengelbladen zijn wat minder sterk geveerd en zitten met vliezige, zakvormig opgeblazen scheden aan de stengels. Een dergelijke bladschede omhult ook het nog niet volledig ontwikkelde stengeluiteinde. In de schede verzamelt zich regenwater, waarin allerlei klein gedierte kan voorkomen. De brede bladstelen zijn aan de onderkant verdikt. De reusachtige, tot meer dan 60 cm lange, in omtrek driehoekige bladeren zijn verdeeld in eironde, gezaagde, 3-8 cm lange blaadjes.

De tot 20 cm grote, groenachtige en eindstandige schermen zijn samengesteld uit een aantal kleinere schermpjes. De schermen en schermpjes zijn veelstralig, met twintig tot veertig stralen. De schermgedeelten bovenaan zijn melig. Omwindsel ontbreekt of bestaat slechts uit een tot drie blaadjes. De omwindseltjes zijn talrijk. De bloempjes bloeien van de vroege zomer af, juni tot september, in reusachtige schermen. In het wild is de kleur meestal roze en bij de gekweekte soort geliggroen. De bloemen ruiken mierzoet en zijn overdekt met een laag glimmend nectar. De bloemschermen zien eruit alsof ze “in wijn gedoopt werden”. De vruchtbeginsels rijpen tot 1 cm dikke, gele vruchtjes. De breed-elliptische vrucht is plat samengedrukt, met grote vleugels en bestaat uit twee strogele, breedgerande deelvruchten.